Powered By Blogger

donderdag 11 februari 2010

Smakelijk onderwijs…

In de de nieuwsbrief van onze kerk van afgelopen week stond er een stuk over smakelijk onderwijs, deze wil ik met jullie delen:

De onderstaande geschiedenis heb ik voor u gelezen. Dezen geef ik hem graag aan de lezers van de Nieuwsbrief door. Het betreffende verhaal is een soort toepassing te noemen met het oog op de praktijk van het leven naar aanleiding van de prediking die afgelopen zondagmorgen in de sporthal mocht worden gehouden. De preek had als tekst Mattheus 5 vers 13:

Gij zijt het zout der aarde. Indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om buitengeworpen en van de mensen vertreden te worden. Hier volgt dan de geschiedenis.

'Er was ooit een kerkenraadlid. Tijdens vergaderingen trachtte hij de andere kerkenraadleden ervan te overtuigen dat het evangelisatiewerk zo belangrijk is. Meestal werd instemmend geknikt maar van daadwerkelijke plannen maken en het uit­voeren daarvan kwam het niet. Hoe hij het ook probeerde, het lukte maar niet. Op zekere dag kreeg hij een idee. Toen de kerkenraad weer vergaderde, zei de man: 'Voor volgende week vrijdagavond nodig ik de hele kerkenraad uit om bij mij thuis te komen eten. Ik heb iets bijzonders te vertellen. Wát dat is, vertel ik pas op die avond'. De meeste mannen hadden het eigenlijk te druk om elders te gaan eten, maar uit nieuws­gierigheid toonden zij toch belangstelling. En ziedaar, op de bewuste vrijdagavond kwam het grootste gedeelte van de kerkenraad inclusief de predikant bij de man eten.

Nadat ieder eerst een kopje koffie gedronken had en allen druk met elkaar in gesprek waren, riep de man iedereen voor het eten. 'Is je vrouw niet thuis?' 'Nee, vanavond niet, dus ik. heb het eten klaar gemaakt'. 'Nou we hopen dat het zal smaken, maar jou kennende zal dat best wel goed komen'. Nadat er gebeden was, werd de soep opgediend. De soep rook goed. 'Nu, dat belooft wat goeds', werd er gezegd. Toen allen een bord met soep hadden gekregen, begon men te eten. Maar de soep was erg lauw. Bovendien smaakte ze wel erg flauw. Ze was te weinig gekruid of er was te weinig of geheel geen zout in ver­werkt. Toen de gastheer nog een tweede bord aanbood, zei ie­dereen beleefd: 'Nee hoor, dank u wel. Het was heerlijk, maar één bord is voor mij genoeg'. Plotseling ging de bel. De gast­heer verontschuldigde zich en opende de deur. De gasten zaten nu alleen en al snel mompelden ze tegen elkaar: 'Wat was er met die soep aan de hand?' 'Ik weet het ook niet, maar ik durf­de niks te zeggen. Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken, maar volgens mij was er geen zout in verwerkt. Nee, dat was net wat ik dacht. Trouwens, erg heet was ze ook niet... Na de eerste hap dacht ik bij mezelf al: Als je z6 soep moet eten, hoeft het voor mij helemaal niet...'

'Zo, excuus heren. Het ging om een deurcollecte. We gaan verder met eten', zei de gastheer toen hij weer binnenkwam. Een pan met aardappels, een pan met bonen en een pan met vlees werd opgediend. Ieder kreeg naar behoefte en begon te eten. Weer bleek hetzelfde euvel. De aardappels waren onge­zouten evenals de sperziebonen. Ook het vlees was ongekruid. Toch deed ieder zijn best om de gastheer niet het gevoel te ge­ven dat het niet smaakte. Niemand durfde om zout te vragen, want men wilde de gastheer niet beledigen. Nadat ze nog een toetje hadden gegeten, zaten ze weer druk met elkaar te praten over allerlei kerkelijke zaken. Het werd al laat en buiten begon het donker te worden. 'Zullen we de maaltijd besluiten, heren?' De gastheer pakte een kaars en stak die aan. Vervolgens deed hij de lampen uit en pakte hij de Bijbel. 'Nu, jij houdt van sfeer zeg', werd er opgemerkt. 'Ach ja', zei de gastheer. Ineens stond hij op en pakte een grote en hoge pan uit een van de keukenkastjes. Tot ieders verbazing plaatste hij die over de kaars heen. 'Wat ga je nu doen? Wat heb je zo aan die kaars, man? Zo had je die kaars net zo goed niet kunnen aansteken. Zo kun je toch niet lezen?' 'Jawel hoor, wat ik wil gaan lezen, kan ik met mijn ogen dicht wel lezen.' Men keek elkaar in het schemerdonker verbaasd aan. Toen sprak de ouderling: 'Ik wil deze maaltijd met twee Schriftgedeelten besluiten'. Hij begon te lezen: En schrijf aan de engel van de gemeente der Laodicenzen: Dit zegt de Amen, de trouwe en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods: Ik weet uw werken dat gij noch koud zijt noch heet. Och, of gij koud waart of heet! Gij dan, omdat gij lauw zijt en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen (Openbaring 3:14-16). Vervolgens bladerde hij iets terug en las hij: Gij zijt het zout der aarde. Indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om buitengeworpen en van de mensen vertreden te worden. Gij zijt het licht der wereld. Een stad boven op een berg liggende, kan niet verborgen zijn. Noch steekt men een kaars aan en zet die onder een koren­maat maar op een kandelaar en zij schijnt allen die in het huis zijn (Mattheüs 5:13-15). Zonder er nog een woord aan toe te voegen sloot de man zijn Bijbel en ging voor in dankgebed. Hij dankte God voor de spijze en bad om een zegen voor het onderwijs uit Zijn Woord. Na het gebed wenste de gastheer ieder een goede bekomst en hij zei: 'Nu weten we hoe wij smaken en hoe dwaas we omgaan met het Licht, Zijn licht. .. !' Het werd stil. Ieder bedankte de gastheer beschaamd voor de uitnodiging en voor het smakelijke onderwijs'.

2 opmerkingen: